Een cochleaire implantatie is een ingrijpend proces waar veel bij komt kijken. Het is niet te vergelijken met het aanpassen van een ‘gewoon’ hoortoestel. Daarom vinden er bij nieuwe CI-kandidaten uitgebreide vooronderzoeken plaats. Deze vooronderzoeken hebben als doel na te gaan of iemand een geschikte CI-kandidaat is en tevens de kandidaat voldoende te informeren over het gehele CI-traject.. Meer details over de verschillende vooronderzoeken en gesprekken vindt u verderop.

De vooronderzoeken vinden plaats op twee opeenvolgende dagen. Eén week later geeft het CI-team een advies over het al dan niet plaatsen van een CI. Dit advies komt tot stand na multidisciplinair teamoverleg, waarbij alle professionals die een CI-kandidaat tijdens de vooronderzoeken ziet, samen zitten. Soms zijn er nog enkele extra onderzoeken nodig voordat het CI-team een advies kan geven.

De afspraken voor de vooronderzoeken worden gemaakt door de planner van het CI-team. De CI-kandidaat hoeft hier dus zelf niets voor te doen en ontvangt na aanmelding bij het CI-team een informatiepakket en afsprakenschema.

Ook zal de CI-kandidaat uitgenodigd worden voor het bijwonen van een informatiebijeenkomst “Kennismaken met het cochleair implantaat”. Tijdens de informatiebijeenkomst worden belangrijke thema’s rond  het krijgen van een CI besproken. Daarnaast is er ook steeds een CI-drager aanwezig die zijn/haar ervaringsverhaal vertelt. Meer informatie over de informatiebijeenkomst vindt u hier.

De volgende vooronderzoeken vinden plaats bij nieuwe CI-kandidaten:

Uitgebreide gehooronderzoeken

Tijdens verschillende gehoortesten worden de mogelijkheden van het gehoor volledig in kaart gebracht, mét en zonder hoortoestellen. Deze gehoortesten nemen in totaal 1 à 12 uur tijd in beslag. Het gaat om de volgende testen:

toonaudiogram
Audiogram
  • Bij het toonaudiogram wordt gezocht naar de gehoordrempels: de zachtste tonen die iemand nog net kan horen. Dit wordt gemeten voor verschillende toonhoogtes of ‘frequenties’. Hoe groter het gehoorverlies is, hoe harder een toon gemaakt moet worden om gehoord te worden. De luidheid van de toon wordt uitgedrukt in dB of decibel.

  • Met een spraakaudiogram meten we hoe goed iemand nog spraak kan verstaan. Er worden woorden aangeboden, die men zo goed mogelijk moet nazeggen. Het percentage goed verstane klanken wordt bij verschillende geluidssterktes bepaald. Het spraakaudiogram wordt gemeten zonder en mét hoortoestellen.

  • Bij deze test wordt een meting gedaan met getallen in ruis. Hiermee brengen we het effect van omgevingsgeluid op het spraakverstaan in kaart.

  • Met impedantiemetrie wordt de werking van het middenoor (trommelvlies, gehoorbeentjes etc.) gecontroleerd. Dit heeft immers invloed op het gehoor. Tijdens deze test wordt ook gemeten hoe het oor reageert op harde geluiden. Er wordt een klein dopje in het oor geplaatst, waarmee de druk wordt gevarieerd.

  • Indien er hoortoestellen gedragen worden, wordt ook de versterking van de hoortoestellen opgemeten en zo nodig aangepast.

  • Bij deze andere test van het spraakverstaan worden zinnen aangeboden, die men ook weer zo goed mogelijk moet nazeggen. De test wordt ook afgenomen met behulp van spraakafzien, waarbij dus de bijdrage van het spraakafzien aan het spraakverstaan wordt gemeten.

zinnentest
Zinnentest met spraakafzien
CT-scan
  • Een CT-scan is een serie bewerkte foto’s die met behulp van röntgenstralen gemaakt worden. Op deze foto’s kan men zien of het slakkenhuis normaal is aangelegd en cochleaire implantatie mogelijk is. De scanner bestaat uit een tafel die door een grote ring wordt geschoven. In deze ring draait de röntgenapparatuur rond. Een CT-scan duurt ongeveer 15 minuten.

    Mocht de CT-scan onvoldoende informatie geven dan kan een MRI-scan volgen. MRI is een onderzoeksmethode waarbij met behulp van radiogolven en magneetvelden foto’s van lichaamsdelen kunnen worden gemaakt. Er worden geen röntgenstralen gebruikt. Het onderzoek is geheel pijnloos en ongevaarlijk. Ook deze scanner bestaat uit een tafel die in een ronde tunnel geschoven wordt. De ring is alleen minder groot. Tijdens het onderzoek moet men zo stil mogelijk blijven liggen. Het duurt ook langer dan een CT-scan. Er is herhaaldelijk een kloppend geluid hoorbaar, dat bij de werking van het apparaat hoort.

    De radioloog beoordeelt de foto’s en maakt hiervan een verslag. De KNO-arts ontvangt dit verslag en bespreekt de uitslag met de CI-kandidaat.

Evenwichtsonderzoek
  • Vlakbij het slakkenhuis bevindt zich het evenwichtsorgaan. Het bestaat uit drie halfcirkelvormige kanalen en twee blaasjes.  Het evenwichtsorgaan is met dezelfde vloeistof gevuld als het binnenoor. Daarom gaan gehoorafwijkingen soms gepaard met evenwichtsstoornissen. Het resultaat van het evenwichtsonderzoek kan van belang zijn bij het bepalen aan welke zijde het CI geplaatst gaat worden. Bij het evenwichtsonderzoek gaan we na in hoeverre de evenwichtsorganen nog goed functioneren. Tijdens dit onderzoek zit u op een stoel, u krijgt een speciale (niet comfortabel zittende) bril op en moet ontspannen naar een stipje op de muur kijken. De onderzoeker staat achter u en maakt met de handen korte snelle bewegingen met uw hoofd terwijl u naar het stipje moet blijven kijken zonder te knipperen. Als alles goed verloopt, duurt dit hele onderzoek ongeveer 10 minuten.                                                                                                                                                                                           

evenwichtsonderzoek
Evenwichtsonderzoek
Gesprek
  • Gesprek KNO-arts
    • Op de eerste dag van de vooronderzoeken heeft u een consult bij een arts in opleiding. Deze bespreekt met u uw algemene gezondheid, eventuele (geschiedenis) van oorklachten en operaties en de aard en verloop van uw gehoorverlies en eventuele evenwichtsklachten. Ook zal een keel-, neus- en ooronderzoek plaatsvinden.
    • Op dag twee heeft u een multidisciplinair consult met een KNO-arts en audioloog tegelijkertijd waarin zij zich nog verder verdiepen in de mogelijkheden en problemen van uw gehoorverlies en oorproblemen.
    • Een week later, tijdens het uitslaggesprek, wordt de uitslag van de CT-scan en het verloop van de operatie, indien aan de orde,  besproken. Medische vragen die u heeft kunt u ten allen tijde aan de dokter stellen.
  • gesprek met de audioloog

    Tijdens het gesprek met de audioloog op de eerste dag van de vooronderzoeken wordt het ontstaan en het verloop van uw gehoorverlies besproken, wordt er gekeken naar uw huidige hulpmiddelen en hoe de communicatie nu verloopt. In dit gesprek wordt tevens een inschatting gemaakt van wat u mag verwachten van een CI en welk oor het meest geschikt is. Dit gebeurt aan de hand van uw gehoortest en uw persoonlijke voorgeschiedenis.

    Een week later wordt het advies van het team met u besproken. Er is te allen tijde de mogelijkheid om vragen te stellen.

  • Gesprek met de maatschappelijk werker

    Een intakegesprek met de maatschappelijk werker maakt standaard deel uit van de vooronderzoeken en  duurt ongeveer 1 uur.  
    Een keuze maken voor wel of geen CI… Wat betekent deze stap voor de slechthorende en zijn omgeving? Deze vragen komen aan de orde tijdens het gesprek met de maatschappelijk werker. Ook wordt gesproken over wat gedaan kan worden om een optimaal resultaat te bereiken. Tot slot gaat het over wat men kan verwachten van de periode volgend op implantatie.
    Meestal komen deze onderwerpen in één enkel gesprek voldoende aan bod. Soms zijn extra gesprekken gewenst.
    Is er tijdens het voortraject of tijdens het revalidatietraject een steuntje in de rug nodig dan kan altijd een beroep gedaan worden op de maatschappelijk werker. Zowel persoonlijke, relationele als werk gebonden zaken kunnen besproken worden met de maatschappelijk werker.

  • Gesprek met de logopedist

    Tijdens het gesprek met de logopedist zult u geïnformeerd worden over de werking van het CI. De logopedist zal daarnaast uitgebreid het hoe en waarom van het revalidatietraject toelichten. Hoe ziet het revalidatietraject eruit, waarom is revalideren na operatie zo belangrijk en wat wordt er van de CI-drager en zijn co-therapeut(en) verwacht? Tijdens dit gesprek krijgt u een beeld van de oefeningen die tijdens het revalidatietraject aan bod komen. Ook kijkt de logopedist samen met u hoe de communicatie nu verloopt. Mogelijk vindt u het steeds moeilijker worden om sociale contacten te onderhouden door uw slechthorendheid? Treden er frustraties op doordat gesprekspartners vaker iets moeten herhalen en kost verstaan voor u steeds meer inspanning? Uw omgeving kan door uw slechthorendheid ook problemen ervaren in de communicatie met u. Ook dit zijn zaken waar de logopedist met u op in gaat en bekijkt wat de verwachtingen t.a.v. de communicatieve problemen kunnen zijn met een CI.

Sluit de enquête